Een onrustige nacht.


                                                   

Hans loopt in het bos, zoals hij bijna elke dag doet na zijn werk, om de hond uit te laten. Lekker zijn hoofd leeg maken na al die spanningen op het werk. Zoals altijd, laat hij als hij verder het bos in loopt, zijn hond los. Die struint dan lekker door de bosjes. Hij geniet van het lekkere weer en het geluid van de vogeltjes. Plotseling hoort hij de hond in de verte blaffen. Hij roept hem, maar hij luistert niet.
Hij verlaat het wandelpad en loopt een stukje verder het bos in.
Langzaam wordt de geur van dennennaalden verdrongen door een geur die hij nooit meer zou vergeten. Plotseling ziet hij iets wat zijn hart bijna doet stilstaan, een voet of hand, hij kon het niet goed onderscheiden in de avondschemering, stak boven de omwoelde aarde uit. Hij roept meteen met een dwingende stem zijn hond, die ijverig aan het snuffelen en aan het graven was, terug.
Hij kokhalst en weet niet hoe snel hij zich moest terugtrekken. De lucht is ondraaglijk en een luid gezoem van vliegen klinkt onaangenaam in zijn oren.
Op het pad gekomen geeft hij over. Wat heeft hij gezien en wat moet hij doen!
Het lijkt net alsof zijn verstand even bevroren was. Al gauw komt zijn gezond verstand terug en loopt hij snel verder weg van de plaats des onheils. Hij belt zijn vrouw en vraagt wat te doen? “Kom zo snel mogelijk naar huis en bemoei je er niet mee”, adviseert zij. “Straks kom je in de problemen en verdenken ze je van moord. Het zal niet de eerste keer zijn dat iemand onschuldig wordt veroordeeld. Hopelijk heb je geen DNA achter gelaten”?

Die nacht lag hij wakker met een groot dilemma. Moest hij nu wel of niet naar de politie gaan met wat hij had gevonden in het bos. Of had zijn vrouw gelijk en kon je zomaar opgepakt worden voor moord. Zijn voetstappen staan daar in het bos en hij had nog meer dna achtergelaten. En wat als een ander hetzelfde zou ontdekken en wel naar de politie zou gaan. Dan zouden ze snel bij hem komen en praat je er dan maar eens uit. Hij rook weer die ondraaglijke geur en werd weer een beetje misselijk  Nee, hij zou morgenochtend naar de politie gaan. Hij gooide het dekbed van hem af en probeerde zo te slapen, hij had zijn besluit genomen. Dan maar ruzie met zijn vrouw. Een half uurtje later stapte hij uit bed en belde met de politie. Die lieten er geen gras over groeien. Of hij meteen kon komen en een uurtje later reden zij naar de bewuste plek in het bos. Ga maar gewoon op de lucht af zei hij nog.
Maar op de bewuste plek was niets te zien of te ruiken, de plek was leeg, geen spoor te bekennen. Geen vieze lucht, geen vliegen. Hans was verbijsterd.
Voor de zekerheid werd het gebied afgezet met rood lint en Hans werd weer thuisgebracht, waar de ochtend reeds begonnen was. Je hoort nog van ons, werd er gezegd.

Drie straten verder lag een andere man wakker. Heel de nacht had hij al liggen woelen en kon de slaap niet vatten. Moe was hij van het harde werken. Hij had het warm en bovendien had het hem toch meer gedaan dan hij verwacht had. Het leek zo eenvoudig om haar te laten verdwijnen, niemand zou naar haar komen vragen, niemand zou nog aan haar denken. Hoelang was zij nu al vermist, zeker 3 weken en nog steeds had hij niets gehoord van de politie. Niets in de krant gelezen, niets helemaal niets. Ze was uit zijn leven verdwenen zoals zij er was in gekomen. Tegen de ochtend was hij eindelijk in een onrustige slaap gevallen toen er keihard op de buitendeur werd gebonsd. Er werd niet eens gewacht op antwoord, want daarna werd in één keer de deur opengebroken en stormden zij de trap op.
Eigenlijk schrok hij niet eens, het leek alsof hij het verwachtte. Snel schoot hij in zijn spijkerbroek en toen hij de slaapkamer opendeed stonden zij al boven aan de trap. Politie!!! Meekomen!

Ze leek zo leuk, zo spontaan, zo lief toen ik haar pas leerde kennen tijdens een uitstapje naar de Efteling. Ik werd op slag verliefd, nam haar mee naar huis en zij bleef. 
Ze sprak gebrekkig Nederlands en zei nergens te wonen, nergens bij te horen, maar ze wilde heel graag bij mij horen. Zij sprak nooit over haar land van afkomst of over haar familie. Die had ze niet, zei ze, als ik er naar vroeg.
Zo ontstond ons liefdes nestje.
Na een tijdje ging ze mij irriteren. Heel de tijd was zij aan het schoonmaken en opruimen, ik mocht niets laten slingeren in mijn eigen huis en opeens was mijn huis een plaatje uit een showroom. Ze gooide oude spullen weg en ik moest nieuwe meubels kopen.  Als ik wegging wilde ze precies weten waar ik heen ging en hoe laat ik thuis kwam. Als we uit gingen mocht ik met niemand anders dan met haar praten. Ze was jaloers op een ongezonde manier. Van de een op andere dag was ik mijn vrijheid kwijt. Mijn vrienden en familie zagen mij  niet meer, we kwamen de deur niet meer uit.
Ik moet van haar af maar hoe?







Reacties